Waarom ik me achter de N-VA zet! (B. Brijs)

Op 29 maart 2013

Mijn verhaal begint bij mijn grootvader. Hij werd geboren op 11 maart 1905 en heeft het grootste deel van zijn leven aan de haven van Antwerpen gewerkt, net zoals duizenden Waaslanders en Kempenaars. Mijn opa was een sterke vent, sociaal geëngageerd aan de haven via de ACV waar hij met ene Albert Smet, vader van, samenwerkte.

Mijn opa hield van België en het Koningshuis. Toen zijn eerste zoon geboren werd in 1927 noemde hij hem naar de vermeende held van de WO I: Albert.

Mijn opa nam deel aan de achttiendaagse veldtocht, hoewel “aftocht” een betere benaming is maar dat was zijn schuld niet. In Duinkerken aangekomen, maande een officier hem aan terug naar huis te gaan want volgens die officier was de oorlog voorbij. Mijn oom Albert werd koerier voor het verzet en droeg met zijn fiets berichtjes rond.

Zo, daarmee is alvast de mythe ontkracht dat alle N-VA-ers genetisch gedetermineerde fascisten zijn.

En het verhaal gaat verder. In 1956 stierf mijn oom, die ook havenarbeider geworden was, in de armen van mijn opa. Een lading zakgoed was uit de kraan losgekomen en op zijn hoofd gevallen. Toen ik een jaar later geboren werd erfde ik, op verzoek van mijn opa en oma, zijn naam.

Op de middelbare school in Beveren groeide mijn Vlaams bewustzijn. De verhalen over dokter Gerard de Paepe en hoe hij behandeld werd tijdens de repressie deden mij inzien dat niet alles rechtvaardig verliep in mijn opa’s geliefde België. Na mijn studies belandde ik in een eentalig, Franstalig studiebureau om daar onder andere “Flamand de service” te spelen. Ik leerde hoe “België” eigenlijk enkel “Belgique” betekent en hoe stom Vlamingen wel zijn om zich niet zoals de Picardiërs, Elzassers, Bretoenen enz. “in te schrijven in de Franse cultuur” zoals het gallicisme luidt. Want, aangezien Frankrijk het middelpunt van de wereld was, stond verfransing gelijk aan open staan voor de wereld. Helaas, ik had ook Engels en Duits gestudeerd en vond enige nuancering wel noodzakelijk.

Ik veranderde mijn naam in “Bert” want “Albèrt” klonk mij wat vreemd in de oren. In die omgeving begon mijn identiteit zich te vormen. Vanaf de eerste verkiezingen waar ik aan deelnam stemde ik Volksunie.  Tot de crash van oktober 2001 aangestoken door een andere, minder beginselvaste Bert.

Ondertussen, in 2003, publiceerden Alberto Alesina en Enrico Spoloare The Size of Nations waarin op heldere manier een economische analyse gebracht werd over hoe grenzen tot stand komen. Zij toonden haarfijn aan dat een goed werkende staat een optimum is tussen schaalvoordelen en nadelen van heterogeniteit. Je moet geen Nobelprijswinnaar zijn om in te zien dat België een zeer hoge kost van heterogeniteit heeft en geen enkel schaalvoordeel voor zijn inwoners biedt. De cijfers bevestigen dat beeld perfect. Nu wist ik zeker dat het nooit wat zou worden met dit regime dat alleen bestond bij het geld en gratie van een Vlaamse politieke knechtenklasse: de pet in de hand en vragen aan monsieur le baron of hij de heg mocht scheren voor de prijs van de takken. Toen het stof van de Volksuniecrash gaan liggen was begon ik de N-VA en haar taalvaardige Eric Defoort te volgen. Zijn historische uitspraak: nationalisme afwijzen omdat er extremisme is, is als sex afwijzen omdat er pornografie bestaat was de oneliner waarmee ik elke N-VA basher terugmepte. Heerlijke tijd!

Ik bewonderde ook de eenzame federaal verkozene die doorzette, ene Geert Bourgeois, en zodra ik omwille van mijn werk niet langer ongebonden moest zijn kocht ik mijn eerste partijkaart ooit. Waarom? Omdat dank zij het Valentijnskartel van 2004 de N-VA relevant zou worden. Want politiek blijft een moeilijke evenwichtsoefening tussen vasthouden aan je beginselen en flexibel zijn in de weg om je doelen te bereiken. Tot op vandaag heeft de leiding van de N-VA mij daar nog niet teleurgesteld.

 

auteur: 'Bert Brijs' Voorzitter N-VA Stekene

Hoe waardevol vond je dit artikel?

Geef hier je persoonlijke score in
De gemiddelde score is